Nattigheid

Tijdens een wandeling over een zanderig pad vlogen er kleine diertjes voor mijn voeten op. Nieuwsgierig geworden bekeek ik ze van dichterbij. Geel-zwart gestreept en ongeveer 10 mm groot. Ook zag ik, uitgestrekt over een paar meter, diverse gaatjes in de grond. Het waren vlinderdoders, graafwespen. Soms zat er eentje in een gat in de grond en scharrelden anderen eromheen. Ze trokken zich niets van mijn aanwezigheid aan, hielden zich meer met elkaar bezig. Het zag er vrolijk uit.

Deze graafwesp maakt een nestgang tot 20 cm de grond in, met diverse zijgangen, die ieder in één cel eindigen. Daarna worden de nesten gevuld met kleine vlinders. In bepaalde perioden zwermt bijvoorbeeld de groene eikenbladroller massaal uit de bomen. Hiervan maakt de gewone vlinderdoder goed gebruik. Ze vangt een vlinder, verlamt deze met een steek van haar angel en neemt het mee naar haar nest. De volwassen wesp voedt zich met nectar.

Het pad met de nesten ligt vrij hoog, dus het zal wel goed zijn gebleven na de enorme hoeveelheden regen de laatste tijd. Ondergrondse nesten die lager liggen, kunnen langdurige regen niet goed aan. Zuurstoftekort, schimmel en lage temperaturen door voortdurende nattigheid zijn fataal voor vooral bodembewonende bijen.

In de tuin trof ik een bij met witte substantie achter de kop, op wat het borststuk wordt genoemd. Het is een behangersbij. En al heeft zij haar nest niet in de grond, ik vreesde voor een lugubere schimmel. Bij navraag blijkt het stuifmeel te zijn . Tropische bloemen zoals balsemien, hebben een systeem om vocht vast te houden waardoor bijen die erin zijn geklommen er nat en volgeplakt uitkomen. Gelukkig maar, niks naars aan de hand.

Met dank aan CH. Deschepper

auteur
Lia Koster
laatst gewijzigd op
gepubliceerd op
uri:urn:uuid
fc07923b-2006-4936-9b59-1753291e0a05